De Limburgse Land- en Tuinbouwbond (LLTB) heeft onlangs een notitie gemaakt voor bespreking in het Platform Vitale Veehouderij met betrekking tot fijnstof.

Het platform, waarin provincie Limburg, de zes Limburgse Peelgemeenten, de LLTB, Milieufederatie en de Rabobank zitting hebben, wil aan de slag met een ambitiedocument, waarin onder meer fijnstof aan bod komt. ‘We moeten ervoor waken dat niet alle energie en financiële middelen worden gestoken in ambities die op leefniveau relatief weinig opleveren. We moeten uitgaan van de feiten’, stelt LLTB-bestuurslid Theo Coumans.

Fijnstof is een verzamelterm voor alle stof kleiner dan 10 micrometer (PM10). Hoe kleiner in doorsnede, hoe groter de gezondheidseffecten. Het aandeel van landbouw heeft vooral betrekking op de grotere deeltjes. De bijdrage op leefniveau aan de kleinere deeltjes (kleiner dan 2,5 micrometer) is met 6 tot 9 procent heel klein. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, is de bijdrage van stallen aan de fijnstofconcentraties beperkt.

Uit een model dat door de GGD’s, samen met de Universiteiten van Rotterdam en Utrecht (in afstemming met het RIVM) is opgezet, blijkt dat de bijdrage van stallen aan de concentraties PM10 op gemeentelijk niveau in de zes Peelgemeenten varieert van 8 tot 15 procent. De grootste bijdrage komt uit het buitenland en bedraagt in deze Peelgemeenten ongeveer 50 procent.

De grenswaarde voor fijnstof PM10 wordt blijkens gegevens van RIVM en de rijksoverheid nu al gehaald in de Peelgemeenten. De advieswaarden van de World Health Organisation worden echter nog op meerdere plaatsen overschreden, maar landelijke én internationale maatregelen zorgen ervoor dat in 2030 de WHO-advieswaarde in nagenoeg alle Peelgemeenten worden gehaald.

‘Er is dus geen reden om daar lokaal nog een schepje bovenop te doen’, zegt Coumans. Dat neemt volgens hem niet weg dat de sector zijn verantwoordelijkheid neemt. ‘Wij zetten in op een forse reductie van de emissie voor alle stallen. Met name door de pluimveesector is in samenspraak met de rijksoverheid een traject ingezet om te komen tot 50 procent reductie.’ Maar hij wijst erop dat aanpak van fijnstof in de pluimveehouderij een gezamenlijke aanpak vraagt. De pluimveesector heeft gehoor gegeven aan de maatschappelijke opgave diervriendelijker te werken, wat ook door de overheid is verplicht. Het gevolg hiervan was een toename in de uitstoot van fijnstof. De pluimveehouderij staat aan de lat voor een flinke reductie en zal die ook uitdaging ook oppakken. Ook hierin wordt voorzien in de landelijke lijnen en regels.

Uit recente publicaties van het RIVM blijkt dat de bijdrage van andere bronnen van fijnstof, van met name houtstook en kachels, veel groter is dan tot nu toe gedacht. De totale fijnstofuitstoot is daardoor ook groter. ‘Zeker omdat deze bronnen zich voor het grootste deel midden in bevolkingsconcentraties (kernen) bevinden, heeft de uitstoot waarschijnlijk ook invloed op de gezondheid’, verwacht Coumans.