Wilde zwijnen maken open plekken in de bodem door hun wroeten. Afhankelijk van de manier van wroeten levert dit oppervlakkige, wat diepere en diepe omwoeling (tot 50 cm) op, waarbij het bodemprofiel gemengd wordt met de minerale ondergrond. Afhankelijk van manier van wroeten en de intensiteit (gerelateerd aan de dichtheid aan wilde zwijnen) is dat bij een lage dichtheid aan wilde zwijnen vaak goed voor bepaalde vegetatieontwikkeling en verjonging, en geeft het het ecosysteem dynamiek. In grote leefgebieden geeft dit ook verscheidenheid aan biotopen (Groot Bruinderink et al., 2007). Bij een grotere dichtheid aan wilde zwijnen (vuistregel >5/100 ha) lijken ze een negatief effect op de vegetatie te hebben, waarbij ze soms orchideeënweitjes omploegen.

Dat de landbouw niet wegloopt met het wild zwijn mag geen verwondering wekken. Wanneer wilde zwijnen in landbouwpercelen foerageren is de schade vaak aanzienlijk. Het Faunafonds geeft weliswaar een tegemoetkoming in de schade, maar dat is een pleister op de wonde. Het voorkomen van schade kan eigenlijk alleen door het uitrasteren van percelen, wat een kostbare aangelegenheid is. Maïspercelen kunnen ook een tijdelijk leefgebied van wilde zwijnen vormen, waar ze ongestoord zitten en volop voedsel hebben. Melkgeitenhouder Giedo Indenkleef: ‘Onze wei was prachtig kruidenrijk grasland aan het worden. Ingezaaid na maïs (ook zwijnen schade) Niet kerende grondbewerking al 20 jaar en uitsluitend stro mest. Op weg naar Natuur Inclusieve Landbouw. Helaas wederom veel schade door wilde zwijnen’.

De schade die wilde zwijnen in de landbouw veroorzaken is sinds 2001 toegenomen van een kleine € 10.000 naar een top in 2010 van meer dan €250.000. De laatste jaren fluctueert de schade tussen de €150.000 en €200.000. Dit betreft tussen de 0,4% tot 1,8% van de totaal uitgekeerde schade door het Faunafonds in de periode 2007-2012 (Jaarverslag Faunafonds 2012). De meeste schade vindt plaats in Limburg en Noord-Brabant.